Te veel onderzoek belandt in de la en heeft weinig maatschappelijke impact. Dat is slecht voor het vertrouwen in de overheid. Wat maakt dat onderzoek wel maatschappelijk bijdraagt? Dat illustreren we aan de hand van het onderzoek dat de grondslag vormde voor het Nationaal Programma Rotterdam Zuid. Dit is het tweede deel van een tweeluik over de rol van onderzoek in vertrouwen in de overheid.
In het eerste deel van dit tweeluik illustreerden we dat veel onderzoeken in de la belanden en weinig maatschappelijke impact hebben. We beschreven hoe dergelijke onderzoeken het vertrouwen in de overheid eerder verkleinen dan vergroten. Een onderzoek dat wél aansluit bij de maatschappelijke vraag en met daarbij passende onderzoekaanpak kan echter veel maatschappelijke betekenis hebben, en het vertrouwen in de overheid een boost geven.
Succesfactoren
Doorbraken worden alleen gerealiseerd als wordt voldaan aan een samenhangende reeks voorwaarden, in de voorbereiding, de uitvoering en na publicatie van de onderzoeksresultaten. Wij analyseerden honderden onderzoeken en we kwamen tot vier succesfactoren voor onderzoek dat leidt tot een doorbraak. Als eerste moet je je realiseren dat de context waarin het onderzoek plaatsvindt zeker zo bepalend is voor de impact als de kwaliteit van het onderzoek zelf. Een tweede voorwaarde is het goed betrekken van belanghebbenden. Dat is geen ‘moetje’, maar een must. De derde factor is het formuleren van een passende vraag. Dat is niet per se de vraag die aan het begin gesteld werd, zoals we hierna zullen laten zien. En tot slot schrijf je liever geen lang rapport, maar zorg je wel voor maximale bekendheid bij de partijen die met de uitkomsten van het onderzoek verder moeten werken.
‘Verandering van sociaaleconomische omstandigheden is geen zaak van stenen en beton’
Het onderzoek dat ten grondslag lag aan het Nationaal Programma Rotterdam Zuid is een goed voorbeeld van een onderzoek met impact, door de combinatie van de genoemde elementen. Het risico was dat het onderzoek als een soort vluchtheuvel zou kunnen worden gebruikt, door een discussie tussen de minister en het college van Rotterdam over de vraag of de miljardeninvestering in sloop en bouw van nieuwe woningen nodig was. In plaats daarvan werd het onderzoek een breekijzer om de opgaven in Rotterdam-Zuid integraal aan te pakken, via het Nationaal Programma Rotterdam Zuid.
Casus Nationaal Programma Rotterdam Zuid
In maart 2009 bracht de minister van Wonen, Wijken en Integratie een werkbezoek aan Rotterdam Zuid en werd daar geconfronteerd met een schrijnende sociaaleconomische situatie. Alle indicatoren stonden al jaren diep in het rood en de situatie verbeterde maar niet, ondanks diverse plannen en interventies. Volgens het college van Rotterdam was het omvormen van de woningvoorraad de belangrijkste maatregel om de sociaaleconomische situatie op Rotterdam-Zuid te verbeteren. Het college vroeg de minister daartoe om een miljardeninvestering. Minister Eberhard van der Laan twijfelde aan die diagnose en vroeg aan zijn toenmalige “Topteam Krimp”, bestaande uit de ervaren bestuurders en adviseurs Wim Deetman en Jan Mans, de situatie in Rotterdam-Zuid te onderzoeken en advies te geven over de aanpak van de opgaven aldaar.
Verbetering van sociaaleconomische omstandigheden is geen zaak van stenen en beton. Veranderingen moeten door de burgers individueel en gezamenlijk worden gerealiseerd en mensen verander je niet meteen bij besluit van een overheid. Dit type veranderingen vraagt een lange adem en geduld en van een langjarig commitment van vele betrokkenen. Onderzoek kan daar de basis voor leggen. Rotterdam heeft daarnaar gehandeld, en nu worden langzamerhand de eerste resultaten van een langjarige aanpak zichtbaar.
Het Nationaal Programma bestaat alweer bijna tien jaar. De situatie in Rotterdam-Zuid verbetert langzamerhand. De onderwijsresultaten verbeteren, jongeren kiezen vaker voor een kansrijke vervolgopleiding, de verouderde particuliere woningvoorraad wordt aangepakt en er is steeds meer animo om ‘op Zuid’ te (blijven) wonen. De analyse en de oplossingsrichting van het team Deetman/Mans worden nog steeds breed gedragen, zoals Marco Pastors – directeur van het Nationaal Programma – aangeeft, en vormen de basis voor de uitvoeringsorganisatie en de partners. Daarmee versterkt het programma en onderliggend onderzoek het vertrouwen van de burgers in een overheid die opgaven succesvol kan aanpakken.
Context bepaalt succes
Een goede onderzoeker is zich bewust van zijn omgeving, ook die van de opdrachtgever(s). Een gebrek aan steun voor de uitkomst wordt vaak veroorzaakt door factoren die niet te maken hebben met het onderzoek zelf. Het onderzoek kan nog zo goed worden uitgevoerd, maar als er geen ruimte is om te leren en te verbeteren, dan zal het niet ten volle worden benut. Er wordt alleen iets gedaan met de uitkomsten als mensen daarmee aan de slag wíllen, kúnnen en mógen. In de verschillende onderzoeksfasen zijn handvatten te vinden die de kans vergroten dat het onderzoek bijdraagt aan een doorbraak. Dat vraagt om alertheid op omstandigheden die kunnen bijdragen aan het realiseren van een doorbraak in de voorbereiding, de uitvoering en de follow-up.
Betrekken van belanghebbenden
Om impact te hebben, is het nodig dat het onderzoek op zo breed mogelijke steun kan rekenen. Het onderzoek is zelf een belangrijke (verander)interventie, en is – ook – bedoeld om steun te verwerven bij de belangrijkste betrokkenen. Die steun komt er alleen als de belanghebbenden bij het onderzoek in de voorbereiding zijn meegenomen. Bedenk daarom als onderzoeker van tevoren wie de belanghebbenden zijn en welke rol zij kunnen spelen in het onderzoek. Het gaat niet uitsluitend om de rationele inhoudelijke inbreng, maar ook om het gevoel dat leeft over het onderzoek.
‘Nauwe betrokkenheid maakte het onderzoek meer dan een analytische oefening’
Het onderzoeksteam voor Rotterdam-Zuid stelde zich tot doel om de opgaven in Rotterdam-Zuid echt te doorgronden, samen met inwoners. De probleemdefinitie en oplossingsrichtingen werden uitgewerkt met inwoners en vele betrokkenen van maatschappelijke organisaties, onderwijs, werkgevers en iedereen die een bijdrage kon en wilde leveren, door middel van (straat)interviews, gesprekken en werksessies. De onderzoekers verbleven ook enkele nachten in een modelwoning op Zuid om zo een beter beeld te krijgen van wat er leefde. Dat leverde een probleemdefinitie en aanbevelingen op die die overtuigend waren en draagvlak hadden onder betrokkenen.
Door de nauwe betrokkenheid van belanghebbenden werd het onderzoek meer dan een analytische oefening, het creëerde een beweging voor verandering waar het Nationaal Programma invulling aan gaf.
De juiste vraag
Vaak sluit de onderzoeksvraag die een opdrachtgever formuleert al mogelijkheden uit. Of de vraag sorteert voor op de uitkomsten van het onderzoek. Bij voorkeur krijgen onderzoekers – in overleg – ruimte om de vraag uit te werken en hem gedurende het onderzoek nog aan te scherpen.
In het verlengde van het bepalen van de onderzoeksvraag ligt het afbakenen van de scope van het onderzoek. Een onderzoeksvraag kan te smal, maar ook te breed zijn. En bij de start van een onderzoek is het vaak lastig te bepalen hoe diep je moet graven en hoe breed je moet kijken. Hierbij speelt niet alleen een inhoudelijke afweging, namelijk hoe belangrijk het voor het beantwoorden van de vraag is om zo ver terug te gaan, maar ook een praktische: heb je de tijd om diep te graven of is het juist belangrijk dat je tempo maakt?
‘Een lijvig rapport schrijven is makkelijker dan een dun rapport dat de essentie bevat’
Het team Deetman/Mans formuleerde de opdracht veel breder dan de oorspronkelijke vraag van het college, namelijk: ‘Maak een analyse van de bijzondere situatie op Zuid en de aangrijpingspunten voor interventies en strategiebepaling. Het gaat om een integraal onderzoek waarbij het uitgangspunt is dat de problematiek wordt gekeerd door middel van een samenhangende systeemaanpak’. De imperfecte woningmarkt, de sociaaleconomische situatie, de staat van het onderwijs en de verbinding tussen wijken in Rotterdam-Zuid waren belangrijke aandachtspunten. Door de oorspronkelijke vraag van het college te herformuleren tot een vraag die zich meer richtte op de oorzaken van de problemen en aangrijpingspunten voor een samenhangende aanpak, ontstond ruimte voor een diepgaande analyse van de problematiek.
Compact rapport met follow-up
Een omvangrijk rapport schrijven is veel gemakkelijker dan een ‘dun’ rapport dat de essentie bevat. Het uiteindelijke rapport, gebaseerd op enkele meters dossier en 60 interviews, bevatte ‘slechts’ vijftien pagina’s maar vormde de basis voor het Nationaal Programma Rotterdam Zuid. Die beperkte omvang van het eindrapport dwong de onderzoekers zich te beperken tot de essentie van de analyse (wat is er aan de hand) en de essentie van de oplossingsrichting (waar partijen zich in herkenden). Daarmee was (en is) het rapport toegankelijk geworden voor iedereen die ermee aan de slag is gegaan, en wordt het tien jaar na dato nog steeds gelezen. En al tijdens het uitvoeren van het onderzoek hadden de onderzoekers bedacht hoe ze het rapport onder de aandacht wilden brengen. Dat vraagt om een scherpe communicatiestrategie en deskundige communicatiemedewerkers die weten hoe je op effectieve wijze het podium pakt.
Onderzoek kan grote waarde hebben om maatschappelijke vraagstukken samen met betrokkenen op te lossen en het vertrouwen van burgers in de overheid te vergroten. Voorkom dat onderzoek in de la belandt, zijn doorwerking niet heeft en juist een averechts effect heeft. Een passende vraagstelling en aanpak in alle fasen van het onderzoek zijn daarvoor essentieel.
(Gepubliceerd op Platform O: www.platformoverheid.nl)
Share:
De overheid laat jaarlijks duizenden onderzoeken doen. Maar veel van deze onderzoeken leiden niet tot maatschappelijk resultaat en belanden ‘in de la’ of leiden juist tot meer controverse. Daar moet een eind aan komen, vinden onze adviseurs.
Soesterweg 310D
3812 BH Amersfoort